De activiteiten van private-equityfonds X CV bestaan uit het verrichten van investeringen. Zij verwerft daarbij, indirect, via speciaal daarvoor opgerichte vennootschappen (‘BidCo’s’), meerderheidsbelangen in geschikt bevonden bedrijven (targets). Doel van de aankoop van een target is om het, op termijn, met winst te verkopen. Voordat X CV besluit om een target over te nemen, laat zij diverse externe adviesdiensten uitvoeren. De facturen ter zake van de externe adviesdiensten zijn gericht aan en betaald door X CV. De aan de externe adviesdiensten ten grondslag liggende opdrachtovereenkomsten, zijn ondertekend namens de (indirecte) aandeelhouder van X CV. X CV claimt aftrek van de voorbelasting die drukt op de externe advieskosten. Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat X CV geen recht heeft op aftrek van BTW-voorbelasting. X CV verricht namelijk geen prestaties in het economisch verkeer en kwalificeert dan ook niet als BTW-ondernemer.
Hof Amsterdam oordeelt ook dat private-equityfonds X CV niet kwalificeert als BTW-ondernemer en daardoor geen recht heeft op aftrek van voorbelasting. X CV maakt niet aannemelijk dat zij kosten heeft gemaakt met het doel diensten tegen vergoeding aan de BidCo’s te verrichten. Ook maakt zij niet aannemelijk dat de kosten hun oorzaak vinden in, en betrekking hebben op, haar economische activiteit in het algemeen. De verwijzing naar de in 2018 gesloten overeenkomsten kan X CV niet baten, omdat de aftrek van voorbelasting die in geschil is het jaar 2017 betreft. Zij kunnen dan niet dienen als bewijs voor haar stelling dat zij in 2017 diensten tegen vergoeding verrichtte en daarom BTW-ondernemer is. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 15
Wet op de omzetbelasting 1968 7