Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat het forfaitaire stelsel van de vermogensrendementsheffing ‘robuust’ en daardoor enigszins ruw is, omdat het werkelijke rendement niet van belang is. Van dit stelsel kan niet worden gezegd dat het elke redelijke grond ontbeert.
Eind 2015 verkoopt X zijn woning. De verkoopopbrengst staat op 1 januari 2016 op zijn bankrekening. Medio 2016 koopt X een nieuwe woning. De koopprijs voldoet hij uit eigen middelen. X is het niet eens met het bedrag aan box 3-heffing dat hij moet betalen. Hij is van mening dat voor de opbrengst van de oude woning herrekening naar tijdsgelang moet plaatsvinden.
Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat het forfaitaire stelsel van de vermogensrendementsheffing ‘robuust’ en daardoor enigszins ruw is, omdat het werkelijke rendement niet van belang is. Van dit stelsel kan niet worden gezegd dat het elke redelijke grond ontbeert. Ook het feit dat er (nog maar) sprake is van één waardepeildatum maakt dit niet anders. De wijziging van twee waardepeildata naar één waardepeildatum laat namelijk het karakter van de belastingheffing in box 3 intact. Vervolgens stelt de rechtbank vast dat er ook geen sprake is van een individuele buitensporige last. Het gelijk is aan de inspecteur.
Lees ook het thema Box 3
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 5.2
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Noord-Holland
Editie: 8 maart