Rechtbank Gelderland oordeelt dat de onroerende zaak op het moment van de overdracht geen landgoed meer was in de zin van de NSW. De inspecteur kan het successierecht dan niet navorderen.

De erven van mevrouw A verkrijgen in 2006 een onroerende zaak. De onroerende zaak wordt per 25 mei 2007 gerangschikt als een opengesteld landgoed. In hun aangifte successierecht doen de erven een beroep op de faciliteit van art. 7 NSW. De inspecteur verleent de faciliteit. Medio 2011 dienen de erven een verzoek tot herrangschikking in. De inspecteur is echter van mening dat de onroerende zaak onder de nieuwe, met ingang van 1 juni 2007, geldende voorwaarden niet kan worden aangemerkt als een landgoed. De inspecteur trekt de beschikking tot rangschikking dan ook per 27 mei 2009 in. Eind 2011 verkopen de erven een deel van de onroerende zaak. De inspecteur legt vervolgens navorderingsaanslagen successierecht op aan de erven. Volgens de inspecteur is namelijk de bezitseis van art. 8a NSW geschonden. De erven stellen echter dat de onroerende zaak op het moment van de verkoop geen sprake meer was van een onder de NSW gerangschikt landgoed, zodat de inspecteur niet kan navorderen.

Rechtbank Gelderland oordeelt dat de onroerende zaak op het moment van de overdracht geen landgoed meer was in de zin van de NSW. Volgens de rechtbank kan de inspecteur dan niet navorderen. De rechtbank verwerpt hierbij het standpunt van de inspecteur dat art. 8a NSW ook van toepassing is op gewezen landgoederen. Volgens de rechtbank biedt art. 8a NSW daartoe namelijk niet de mogelijkheid. De rechtbank vernietigt de navorderingsaanslagen.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Natuurschoonwet 1928 8a

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Schenk- en erfbelasting

Instantie: Rechtbank Gelderland

Editie: 13 december

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen