X betaalt de aan hem opgelegde IB-aanslag 2016 niet binnen de betalingstermijn. De ontvanger brengt bij beschikking invorderingsrente van € 531 in rekening. X stelt dat de invorderingsrente onterecht in rekening is gebracht omdat de mededeling onvoldoende duidelijk is, de rente onredelijk hoog en het lang aanhouden van de bezwaarprocedure mede voor rekening van de Belastingdienst komt.
Rechtbank Noord-Holland beslist dat de invorderingsrente terecht in rekening is gebracht en de hoogte daarvan juist is vastgesteld. De beschikking is op grond van art. 30 lid 1 Invorderingswet op juiste wijze bekend gemaakt. De ontvanger heeft rekening gehouden met de rentebeperking vanwege de coronamaatregelen en daarmee de hoogte ook juist vastgesteld.
X gaat uit van een onjuiste rechtsopvatting waar hij stelt dat invorderingsrente pas in rekening gebracht mag worden nadat uitspraak op bezwaar is gedaan. Art. 28 lid 3 Invorderingswet regelt uitputtend in welke situaties renteloos uitstel van betaling wordt verleend. Voor X is er geen sprake van een van deze situaties.
Wetsartikelen: