A-G Wattel concludeert dat ten aanzien van de gerechtigdheid van X tot de waardeveranderingen van de grond sprake is van een economische eigendom van de onroerende zaak in de zin van art. 2 lid 2 WBR. De inspecteur heeft terecht een naheffingsaanslag opgelegd.

Belanghebbende, X, sluit met F bv een overeenkomst met betrekking tot de economische gerechtigdheid tot een stuk grond. Op het stuk grond staat een opstal. Op grond van deze overeenkomst zijn X en enkele andere personen vanaf 1 januari 2002 gerechtigd tot de waardeontwikkeling van het stuk grond. De inspecteur is van mening dat X overdrachtsbelasting verschuldigd is in verband met zijn gerechtigdheid tot het stuk grond, en legt een naheffingsaanslag op. Rechtbank Haarlem is het met de inspecteur eens. De naheffingsaanslag overdrachtsbelasting blijft in stand. Hof Amsterdam oordeelt dat bij de verkrijging van de grond de daarop aanwezige opstallen in de door X betaalde prijs zijn begrepen. Verder wijst het hof er op dat de naheffingsaanslag is gebaseerd op de door X betaalde prijs. Volgens het hof is er dan ook geen reden om van een lagere waarde uit te gaan. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.

Advocaat-generaal (A-G) Wattel concludeert dat ten aanzien van de gerechtigdheid van X tot de waardeveranderingen van de grond sprake is van economische eigendom van de onroerende zaak in de zin van art. 2 lid 2 WBR. Voor de andersluidende stelling van X ziet de A-G geen steun in het burgerlijke recht of het belastingrecht. De A-G overweegt daarbij dat de grond geen bestanddeel is van een onroerende zaak, maar die zaak zelf, en dat de daarop aanwezige opstallen de bestanddelen zijn. De A-G adviseert de Hoge Raad om het beroep in cassatie van X ongegrond te verklaren.

Wetsartikelen:

Wet op belastingen van rechtsverkeer 2

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingen van rechtsverkeer

Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal)

Editie: 2 oktober

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen