A-G Wattel is van mening dat gebruik van het schip "mede" op de Rijn voldoende is voor kwalificatie van de voltallige bemanning tot 'rijnvarende'.

Belanghebbende, de heer X, woont in Nederland en werkt in 2007 in loondienst bij een in Luxemburg gevestigd bedrijf. X werkt op een binnenvaartschip dat eigendom is van C bv en waarvoor in Nederland een Rijnvaartverklaring is afgegeven. Het schip vaart in 2007 mede op de Rijn. X beschikt over een E-101 verklaring van Luxemburg waarin is vermeld dat op X de sociale zekerheidswetgeving van dat land van toepassing is. X betaalt sociale premies in Luxemburg. In geschil is of X terecht in Nederland vrijstelling claimt. Rechtbank 's-Gravenhage negeert de E-101 verklaring, omdat het Rijnvarendenverdrag prevaleert boven de Verordening 1408/71. Hof 's-Gravenhage oordeelt dat de inspecteur gelet op de E-101 verklaring aannemelijk moet maken dat X rijnvarende is en dat zijn schip door een Nederlands bedrijf wordt geëxploiteerd. De inspecteur slaagt in dat bewijs. X gaat in cassatie.

Advocaat-Generaal Wattel is van mening dat gebruik van het schip "mede" op de Rijn voldoende is voor kwalificatie van de voltallige bemanning tot 'rijnvarende'. Het zou dus niet relevant zijn of het schip al dan niet 'voornamelijk' in de Rijnvaart wordt gebruikt en of X daadwerkelijk tot de bemanning behoorde toen het schip op de Rijn voer. Aan de eis dat er voor het schip een nautisch-technisch certificaat is afgegeven op de voet van art. 22 Herziene Rijnvaartakte (HRA) zou ook zijn voldaan. Weliswaar heeft het hof het "Certificaat van Onderzoek ROSR" ten onrechte "gelijk" gesteld aan een art. 22 HRA-verklaring. Dat certificaat is volgens de A-G namelijk een art. 22 HRA-verklaring. Dat het hof abusievelijk iets aan zichzelf gelijk stelt, is rechtskundig echter niet onjuist en er is voldoende feitelijke basis voor het oordeel dat een art. 22 HRA-achtige verklaring is afgegeven. Het hof heeft voorts voldoende gemotiveerd dat de exploitant van het schip dezelfde is als de eigenaar van het schip en dus in Nederland is gevestigd. De A-G concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep van X.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Premieheffing

Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal)

Editie: 23 oktober

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen