Volgens A-G Van Hilten is het mogelijk dat X bv een prestatie jegens de Staat heeft verricht. Aangezien het hof dit niet heeft onderzocht moet het verwijzingshof dit alsnog onderzoeken.

Belanghebbende, X bv, sluit een overeenkomst met de Staat der Nederlanden ten behoeve van de ontwikkeling van een medicijn tegen miltvuur (antrax). X bv ontvangt hiervoor een uitkering van ruim € 1 mln. De inspecteur legt een btw-naheffingsaanslag met boete aan X bv op. Volgens de inspecteur is namelijk btw verschuldigd over de uitkering. Rechtbank Leeuwarden stelt de inspecteur in het gelijk. Hof Leeuwarden oordeelt dat de door X bv verrichte werkzaamheden niet zijn aan te merken als een prestatie in de zin van de Wet OB jegens de Staat. Volgens het hof heeft de Staat namelijk een prestatie jegens X bv verricht.

Advocaat-generaal (A-G) Van Hilten oordeelt dat de redenering van het hof – dat de Staat krediet verstrekt aan X bv en dat X bv ten tijde van de verkrijging van de bijdrage geen prestatie heeft verricht – niet klopt. Volgens de A-G bestaat namelijk ook de mogelijkheid dat X bv jegens de Staat een prestatie heeft verricht. Aangezien het hof dit niet heeft onderzocht, adviseert de A-G de Hoge Raad om het beroep in cassatie gegrond te verklaren en de zaak te verwijzen.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op belastingen van rechtsverkeer 3

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Omzetbelasting

Instantie: Hoge Raad (Advocaat-Generaal)

Editie: 9 juli

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen