Ivo Taricco wordt er van verdacht, via handel in champagne, het uitreiken van valse facturen, en het doen van valse belastingaangiften met behulp van valse facturen, betrokken te zijn bij grootschalige btw-fraude. Hierbij werden binnenlandse verkopen van champagne, met behulp van diverse ondernemingen, ten onrechte als intracommunautaire leveringen voorgesteld. Omdat de Italiaanse rechter vreest dat het ‘zeer waarschijnlijk' is dat de vervolging voor alle verdachten zal zijn verjaard voordat een definitief vonnis wordt uitgesproken, heeft hij prejudiciële vragen in deze zaak gesteld. Volgens de Italiaanse rechter leidt de rechtsfiguur van de verjaring in Italië in de praktijk namelijk tot een ‘garantie van straffeloosheid' voor fraudeurs en bestaat de kans dat Italië uiteindelijk zijn internationale verplichtingen verzaakt.
Het Hof van Justitie EU oordeelt dat de Italiaanse regeling voor verjaring van de vervolging in strijd kan komen met de EU-rechtelijke verplichtingen. Daarvan kan volgens het HvJ EU sprake zijn als de regeling belet dat doeltreffende en afschrikkende sancties worden opgelegd in een groot aantal gevallen van ernstige fraude, waardoor de financiële belangen van de EU worden geschaad. Het is volgens het HvJ EU aan de nationale rechter om te oordelen of daar sprake van is. Het HvJ EU overweegt daarbij wel dat het de taak van de nationale rechter is om volle werking te geven aan art. 325 leden 1 en 2 VWEU. Dit houdt in dat de nationale rechter, indien nodig, de bepalingen van nationaal recht die ertoe leiden dat de betrokken lidstaat wordt verhinderd de krachtens art. 325 leden 1 en 2 VWEU op hem rustende verplichtingen na te komen, buiten toepassing te laten.
Wetsartikelen:
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie 4
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie 325
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie 119
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie 107
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie 101
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Europees belastingrecht, Omzetbelasting
Instantie: Hof van Justitie van de Europese Unie
Editie: 11 september