Vof X voert een personenauto in die in oktober 2008 voor het eerst is toegelaten in Duitsland. In september 2009 wordt de auto gekeurd door de RDW en doet vof X in verband met de registratie de BPM-aangifte. In geschil is of de verschuldigde BPM terecht door de inspecteur is vastgesteld op € 12.623 (netto catalogusprijs € 38.977, BPM 42,3% is € 16.487 en bonus/malus voor het vaste bedrag van € 1.442). Vof X stelt dat de inspecteur terecht de voor 2008 geldende waarde van de CO2-toeslag in aanmerking heeft genomen, doch dat de inspecteur uit had moeten gaan van het lagere BPM-tarief van 2009. Rechtbank 's-Gravenhage oordeelt dat sprake is van één bedrag aan BPM dat is opgebouwd uit meerdere componenten. Voor beide componenten moet worden uitgegaan van 2008 als zijnde het eerste jaar van toelating. Vof X gaat in hoger beroep. Hof 's-Gravenhage oordeelt dat de auto moet worden vergeleken met een soortgelijke auto die in 2008 al in Nederland in het kentekenregister is geregistreerd. De stelling van vof X dat het tarief van 2009, zijnde 40%, in plaats van 42,3% (tarief 2008), heeft te gelden en dat één component, de CO2-toeslag, alsnog buiten toepassing moet blijven, faalt reeds omdat de in enig jaar verschuldigde BPM bestaat uit verschillende componenten. Het beroep van vof X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 9ba
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingheffing van motorrijtuigen
Instantie: Hof 's-Gravenhage
Editie: 12 november