Het kabinet heeft de ambitie om het handhavingsmoratorium schijnzelfstandigheid per januari 2025 op te heffen. Dat schrijven staatssecretaris Van Rij van Financiën en minister Van Gennip van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in reactie op vragen van het Kamerlid Patijn (GroenLinks-PvdA) over het moratorium om te handhaven op schijnzelfstandigheid.

Momenteel kan op basis van het handhavingsmoratorium alleen gecorrigeerd worden op kwaadwillende onjuiste kwalificatie van de arbeidsrelatie of indien aanwijzingen van de Belastingdienst, dat sprake is van een dienstbetrekking, niet binnen redelijke termijn zijn opgevolgd.

Voor de opheffing van het handhavingsmoratorium geldt als randvoorwaarde dat ook het arbeidsrecht wordt verduidelijkt. Dit komt overeen met de aanpak van schijnzelfstandigheid over drie lijnen: i) het creëren van een gelijker speelveld, ii) het creëren van duidelijkheid en iii) de handhaving op schijnzelfstandigheid. De voortgang op de ene lijn kan echter niet wachten op de andere. Elk van de drie lijnen is urgent om stappen te zetten. Er wordt daarom niet met de opheffing van het handhavingsmoratorium gewacht totdat het arbeidsrecht is gewijzigd.

In kader van het opheffen van het handhavingsmoratorium gaat de Belastingdienst een uitvoeringstoets en een MKB-toets uitvoeren en brengen het UWV en de Arbeidsinspectie de gevolgen van de opheffing voor hen in kaart. De uitkomsten hiervan worden aan de Tweede Kamer aangeboden. Tot slot zullen de Ministeries van SZW en van Financiën/Belastingdienst tijdig stakeholders informeren over de opheffing van het handhavingsmoratorium.

Wetsartikelen:

Wet op de loonbelasting 1964 2

Wet inkomstenbelasting 2001 3.8

[Nieuwsbron] [Nieuwsbron] [Nieuwsbron]

Rubriek: Loonbelasting, Inkomstenbelasting

Regelgevende instantie: Ministerie van Financiën

Editie: 21 juni

Informatiesoort: VN Vandaag

844

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen