De onderzoekers concluderen ten aanzien van de WOZ-beschikkingen dat “er niet gesproken kan worden van ‘een’ handelswijze van ncnp-bedrijven (noch van gemeenten), maar dat er sterke verschillen bestaan tussen de bedrijven. Voor de BPM-zaken concluderen de onderzoekers: “Ncnp-bedrijven gaan vaak in bezwaar, beroep en hoger beroep en worden relatief vaak door de rechter (deels) in gelijk worden gesteld. De Belastingdienst heeft bovendien weinig vat op de instroom aan bezwaren”. Het onderzoek is aanleiding om in ieder geval ten aanzien van de BPM aanvullende maatregelen te verkennen op het terrein van wetgeving en in de uitvoering. Het kabinet zal die verkenning de komende periode ter hand nemen op basis waarvan een volgend kabinet gerichte keuzes kan maken. Het gaat om maatregelen op het gebied van de procesvoering door de Belastingdienst, heldere en eenvoudige kaders voor het omgaan met schade, de Informatiepositie van de belanghebbende en proceskostenvergoedingen in de BPM.
[Nieuwsbron] [Nieuwsbron] [Nieuwsbron]
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingheffing van motorrijtuigen, Waardering onroerende zaken, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Regelgevende instantie: Ministerie van Justitie en Veiligheid
Editie: 16 februari