Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat het in kamers verhuurde pand van X voor de zuiveringsheffing aangemerkt moet worden als een bedrijfsruimte.

X is eigenaar van een tussenwoning bestaande uit vier verdiepingen. Op elke verdieping is een toilet aanwezig, de begane grond is een kamer met kitchenette en badkamer, op de eerste verdieping een keuken en kamer, op de tweede verdieping zijn twee kamers en een badkamer en op de vierde verdieping zijn er twee kamers. In het pand verblijven zes werkende jongeren die allemaal een los huurcontract hebben afgesloten voor de huur van hun kamer. In geschil is of de heffingsambtenaar het pand voor de zuiveringsheffing terecht aanmerkt als bedrijfsruimte.

Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat het in kamers verhuurde pand van X voor de zuiveringsheffing aangemerkt moet worden als een bedrijfsruimte. De kamers in het pand kunnen afzonderlijk niet als woonruimte aangemerkt worden wegens een gebrek aan essentiële voorzieningen. De gehele onroerende zaak is evenmin een woonruimte die ten dienste staat van een gezin of daarmee gelijk te stellen andere leefeenheid. De bewoners zijn alleenwonende personen en voeren geen gezamenlijke huishouding. Dat het pand ongelijk wordt behandeld dan een normaal woonhuis is niet in strijd met het gelijkheidsbeginsel omdat geen sprake is van gelijke gevallen.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Waterschapswet 122

Waterschapswet 116

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingen van lagere overheden

Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden

Editie: 24 augustus

51

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen