Staatssecretarissen De Vries en Van Rij van Financiën beantwoorden Kamervragen van het lid Omtzigt (NSC) over de uitspraak van de strafkamer van het Hof Den Haag (van 13 juli 2022, K21220178, V-N Vandaag 2022/1788) over de sepotbeslissingen van het Openbaar Ministerie (OM) inzake de aangifte van knevelarij en beroepsmatige discriminatie en de aangifte van dwang door misbruik van gezag en lasterlijke aanklacht.
Door de voormalige staatssecretarissen Vijlbrief en Van Huffelen van Financiën zijn op 19 mei 2020 aangiften tegen ambtenaren gedaan van onder andere knevelarij en beroepsmatige discriminatie rondom de fraudeonderzoeken met de kinderopvangtoeslag. Deze aangiften zijn geseponeerd door het OM, waarna door belanghebbenden een beklagprocedure tegen de sepotbeslissingen is ingesteld. Het Hof Den Haag heeft vervolgens in de beklagprocedure geoordeeld dat er onvoldoende aanknopingspunten waren voor een succesvolle vervolging. Ook is de beslissing om naar aanleiding van de aangifte geen strafrechtelijke vervolging in te stellen op goede gronden genomen. In de Kamerbrief beantwoorden de staatssecretarissen vragen over i) de posities en werkwijze bij een beklagprocedure van het OM, de landsadvocaat en de Staat, ii) de zelfreflectie naar aanleiding van de observatie van het lid Omtzigt dat de Belastingdienst afwachtend handelt bij handelwijzen die in strijd met de wet zijn en iii) de situatie rondom het toeslagpartnerschap.
Rubriek: Strafrecht
Regelgevende instantie: Ministerie van Financiën
Editie: 14 december
Informatiesoort: VN Vandaag