X exploiteert sinds 1979 een kampeerboerderij en een vakantiewoning. In de wintermaanden vindt, mede gezien de staat waarin de onroerende zaken zich bevinden, geen verhuur plaats. In de winstermaanden voert X het onderhoud en administratieve werkzaamheden uit. X claimt in zijn IB-aangiften 2008 en 2009 de ondernemersfaciliteiten. Volgens de inspecteur voldoet X echter niet aan het urencriterium. De inspecteur accepteert uiteindelijk 250 uren, aan voorbereidingswerkzaamheden, in het voorseizoen en 250 uren in het naseizoen.
Hof Amsterdam oordeelt dat X aannemelijk maakt dat hij op de 74 dagen dat de kampeerboerderij verhuurd is geweest, ten minste 10 uren per dag aan zijn onderneming heeft besteed. Het hof wijst er hierbij onder andere op dat de onderneming van X seizoensgebonden is en dat X, op grond van de vergunningvereisten, verplicht is om vrijwel continu alert, aanwezig en direct beschikbaar te zijn. Vervolgens stelt het hof vast dat X, mede rekening houdend met de 500 door de inspecteur geaccepteerde uren, aan het urencriterium heeft voldaan. Het gelijk is aan X.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.6
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 5 februari