Belanghebbende, X bv, stelt kansspelautomaten ter beschikking aan een derde. De automaten staan in een casinohal van deze derde. De vergoeding voor het gebruik van de automaten komt toe aan de oude aandeelhoudster van X bv. De inspecteur legt over 2008 en 2009 naheffingsaanslagen kansspelbelasting aan X bv op. Volgens Rechtbank Haarlem maakt het niet uit dat X bv als juridische eigenaar niet deelt in de opbrengsten. Bij het bepalen van de maatstaf van heffing (het verschil tussen de inzetten en de prijzen) is namelijk niet van belang wie de opbrengst ontvangt. De onwil van de gebruiker (hierna: de opsteller) om inzage te geven in zijn administratie en om de kansspelbelasting te vergoeden, zijn geschillen die een civiele rechter moet oplossen. X bv gaat in hoger beroep.
Hof Amsterdam (MK I, 30 juni 2015, 12/00313 en 12/00314, V-N 2015/42.1.4) oordeelt dat X bv wel recht had op een vergoeding voor het gebruik van de automaten, maar dat zij zich die vergoeding, kennelijk bij voorbaat en ten behoeve van haar oude aandeelhoudster, heeft laten ontgaan. X bv heeft zichzelf in de positie gebracht dat zij geen baten uit de exploitatie ontvangt, maar wel KSB moet afdragen. X bv had haar deel van gebruiksvergoeding gewoon moeten opeisen. Inmiddels heeft de opsteller zich alsnog garant gesteld voor de KSB. X bv stelt ook vergeefs dat in 2012 is gebleken dat een deel van de automaten is verdwenen en dat zij daarvan dus geen eigenaar is geweest. Gelet op de omkering en verzwaring van de bewijslast moet X bv dat overtuigend aantonen. In dat bewijs is zij niet geslaagd. De inspecteur heeft de naheffing terecht gebaseerd op de administratie van de opsteller. Het beroep van X bv is ook voor het overige ongegrond.
De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).