Rechtbank Den Haag oordeelt dat de kansspelbelasting geen verboden heffing is volgens de BTW-richtlijn en niet in strijd is met het motiveringsbeginsel, evenredigheidsbeginsel, gelijkheidsbeginsel of staatssteunregels.
X BV verhuurt kansspelautomaten aan gelieerde vennootschappen die speelautomatenhallen exploiteren. X BV beschikt over een vergunning voor het exploiteren van kansspelautomaten en is sinds 1 juli 2008 belastingplichtig voor de kansspelbelasting. Voor de periode van juli 2008 tot en met december 2016 heeft X BV aangiften kansspelbelasting gedaan, maar wegens niet tijdige voldoening zijn naheffingsaanslagen en verzuimboetes opgelegd. De verzuimboetes zijn op 28 augustus 2013 ambtshalve verminderd tot nihil. In geschil is of de kansspelbelasting een verboden heffing is volgens art. 401 BTW-richtlijn, en of de belasting in strijd is met het motiveringsbeginsel, evenredigheidsbeginsel, gelijkheidsbeginsel of staatssteunregels.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat de kansspelbelasting geen verboden heffing is volgens art. 401 BTW-richtlijn, omdat de kansspelbelasting niet de vier essentiële kenmerken van het karakter van een omzetbelasting bezit. Daarnaast oordeelt de rechtbank dat de kansspelbelasting niet in strijd is met het motiveringsbeginsel, evenredigheidsbeginsel, gelijkheidsbeginsel of de staatssteunregels. De rechtbank stelt dat exploitanten van kansspelautomaten feitelijk en rechtens in een andere positie verkeren dan exploitanten van behendigheidsautomaten en kermisautomaten. Het beroep van X BV is ongegrond.
Wetsartikelen:
Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden 14
Wet op de kansspelbelasting 30a
Wet op de kansspelbelasting 30h
Instantie: Rechtbank Den Haag
Rubriek: Kansspelbelasting
Editie: 31 maart
Informatiesoort: VN Vandaag