X BV exploiteert kansspelautomaten in speelautomatenhallen en heeft voor de tijdvakken juli 2008 en juni 2009 tot en met juni 2012 kansspelbelasting voldaan. X BV maakt bezwaar tegen de kansspelbelasting, omdat exploitanten van arcadehallen met vergelijkbare speelautomaten zijn vrijgesteld van deze belasting. De inspecteur verklaart de bezwaren ongegrond. X BV stelt dat er sprake is van ongelijke behandeling zonder objectieve rechtvaardiging en beroept zich op het verdragsrechtelijk gelijkheidsbeginsel. Daarnaast verzoekt X BV om een immateriëleschadevergoeding vanwege de lange duur van de procedures.
In geschil is of het verschil in behandeling tussen exploitanten van speelautomatenhallen en arcadehallen in strijd is met het verdragsrechtelijk gelijkheidsbeginsel.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat het beroep op het verdragsrechtelijk gelijkheidsbeginsel niet slaagt. De rechtbank stelt vast dat de wetgever bewust een onderscheid heeft gemaakt tussen speelautomaten in speelautomatenhallen en kermisautomaten in arcadehallen, waarbij de laatste geen geldprijzen uitkeren. Dit onderscheid is niet evident van redelijke grond ontbloot. De rechtbank wijst het beroep van X BV af, maar kent wel een immateriëleschadevergoeding van € 1.500 toe vanwege de lange duur van de procedures. De inspecteur moet tevens het griffierecht van € 371 aan X BV vergoeden.
Wetsartikelen:
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Rubriek: Fiscaal bestuurs(proces)recht
Editie: 24 februari
Informatiesoort: VN Vandaag