Aan X is een dwangbevel met invorderingskosten betekend in verband met een VPB-aanslag. Na (herhaald) bezwaar zijn die kosten verminderd tot nihil. Het verzoek om een bezwaarkostenvergoeding is afgewezen vanwege het ontbreken van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De gemachtigde treedt op als vertegenwoordiger van het privé-bedrijf van de enige bestuurder van X en die bestuurder is tevens werknemer van de cv, waarvan X de beherend vennoot is. Op de zitting verklaart de bestuurder van X dat de betreffende rechtspersonen al sinds 2006 geen economische activiteiten meer hebben en dat er alleen nog procedures worden gevoerd over aanslagen, de invordering daarvan en rente op die aanslagen.
Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat X geen recht heeft op een bezwaarkostenvergoeding, omdat de dwangbevelkosten uitsluitend uit oogpunt van doelmatigheid tot nihil zijn verminderd en wel rechtmatig waren. Het onderhavige beroep is voorts niet-ontvankelijk. Er is namelijk tweemaal bezwaar gemaakt tegen de kosten en er is tweemaal uitspraak op bezwaar gedaan. Het onderhavige beroep is gericht tegen de tweede uitspraak, maar volgens vaste jurisprudentie is die tweede uitspraak niet mogelijk. X krijgt wegens het overschrijden van de redelijke termijn wel een immateriële schadevergoeding van € 500. Er volgt geen proceskostenvergoeding wegens het ontbreken van door een derde verleende bijstand. Het enige doel is namelijk het voeren van zoveel mogelijk procedures om vergoedingen te incasseren en al die vergoedingen komen uiteindelijk toe aan het kantoor van haar bestuurder dat zijn eigendom is.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:75
Algemene wet bestuursrecht 7:15
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Invordering, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Rechtbank Noord-Holland
Editie: 10 november