Op 1 januari 2017 start X met activiteiten in het kader van kapitaalbemiddeling in de vorm van een eenmanszaak. In de periode 2017 t/m 2020 behaalt X met de activiteiten in de eenmanszaak ieder jaar negatieve resultaten door hoge kosten. Bij de aangifte IB/PVV van 2017 wijkt de inspecteur af van de aangifte door het negatieve resultaat buiten beschouwing te laten. In geschil is of de activiteiten van X onder de naam van zijn eenmanszaak een bron van inkomen vormen. X betoogt dat sprake is van een onderneming en dat de bedrijfslasten in aftrek kunnen worden gebracht.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat X niet aannemelijk maakt dat sprake is van een objectieve voordeelsverwachting. Er is sprake van een jarenlang negatief resultaat en X stelt geen feiten en omstandigheden die de conclusie kunnen rechtvaardigen dat sprake was van een redelijkerwijs te verwachten voordeel uit de in 2017 verrichte werkzaamheden. X doet tevergeefs een beroep op het vertrouwensbeginsel. Dat in een controlerapport omtrent de aanvaardbaarheid van aangiften omzetbelasting is aangenomen dat X ondernemer is voor de omzetbelasting, betekent niet dat hij ook voor de inkomstenbelasting ondernemer is. Het beroep is ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.2
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Rechtbank Den Haag
Editie: 11 juli