Hof Amsterdam oordeelt dat de inspecteur het bewijs van het beboetbare feit heeft geleverd voor het jaar 1994 en de volgende jaren, maar niet voor het jaar 1993 en de daaraan voorafgaande jaren.

De inspecteur heeft belanghebbende, X, navorderingsaanslagen vermogensbelasting opgelegd over de jaren 1992 t/m 2000 met verhogingen respectievelijk boeten.

Hof Amsterdam oordeelt dat de inspecteur het bewijs van het beboetbare feit heeft geleverd voor het jaar 1994 en de volgende jaren, maar niet voor het jaar 1993 en de daaraan voorafgaande jaren. X hield op 31 januari 1994 een bankrekening bij KB Lux aan met daarop een aanzienlijk positief saldo dat hoger was dan de voor X en zijn echtgenote geldende belastingvrije som in 1994. X heeft voor de jaren 1992 t/m 2001 nimmer aangifte van deze rekening gedaan. Gelet op deze feiten acht het hof het vermoeden gerechtvaardigd dat X de bankrekening bij KB Lux heeft aangehouden gedurende jaren 1993 t/m 2001. X heeft dit vermoeden niet kunnen weerleggen. Om voor de jaren 1993 en eerder het vermoeden aan te nemen dat is bewezen dat ter zake van deze bankrekening te weinig vermogensbelasting is geheven, zou in strijd zijn met art. 6 EVRM (HR 28 juni 2013, nr. 11/04152, V-N 2013/32.7). Het hof vermindert de navorderingsaanslagen 1992 en 1993 met de daarin begrepen verhoging. De overige verhogingen/boeten worden verminderd naar 64%. Omdat rekening moet worden gehouden met de omstandigheid dat de aanslagen zijn vastgesteld met toepassing van omkering en verzwaring van de bewijslast, verlaagt het hof de overige boeten/verhogingen van 100% naar 80%. Vanwege de lange procesduur bij het hof worden de boeten vervolgens met nog eens 20% verminderd, naar 64% van het oorspronkelijke bedrag.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 67e

Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Hof Amsterdam

Editie: 26 november

1

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen