Tijdens een verhoor in het kader van het rekeningenproject verklaart X in 2002 dat hij beschikt over een bankrekening bij de KB-Lux. De inspecteur legt vervolgens IB-(navorderings)aanslagen op over de jaren 1990, 1997, 1998, 2002, 2005-2007 en VB-navorderingsaanslagen over de jaren 1991, 1998-2000. In geschil is of de bezwaren tegen de IB-navorderingsaanslagen 1997, 1998 en 2005-2007 niet-ontvankelijk moeten worden verklaard. X stelt dat hij bij zijn brieven uit 2007 kopieën van zijn bezwaarschriften uit 2005 heeft meegezonden. Verder stelt X dat hij met een medewerker van de inspecteur is overeengekomen dat hij ontvankelijk zou worden verklaard.
Rechtbank Gelderland oordeelt dat X zijn stelling op geen enkele wijze heeft onderbouwd. De rechtbank acht daarbij van belang dat zij X expliciet heeft uitgenodigd om zich hier op voor te bereiden. Ook merkt de rechtbank nog op dat de bezwaartermijn van openbare orde is en dat daar geen afspraken over gemaakt kunnen worden. De bezwaren tegen de IB-navorderingsaanslagen 1997 en 1998 moeten volgens de rechtbank dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard. Ten aanzien van de bezwaren tegen de IB-navorderingsaanslagen 2005-2007 stelt de rechtbank vast dat de inspecteur X geen termijn heeft gegeven om het verzuim te herstellen. De bezwaren tegen deze aanslagen zijn dan terecht ontvankelijk verklaard. Vervolgens stelt de rechtbank vast dat de aanslagen correct zijn vastgesteld. De rechtbank vermindert uiteindelijk nog wel enkele opgelegde boetes.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 6:9
Algemene wet bestuursrecht 6:7
Algemene wet bestuursrecht 6:11