Aan de heer X wordt in 1986 surseance van betaling verleend. Op verzoek van zijn bewindvoerder wordt de surseance in 1987 omgezet in een faillissement, waarbij de bewindvoerder tot curator wordt benoemd. Het faillissement eindigt in 1996 wegens gebrek aan baten, waardoor een belangrijk deel van de pre-faillissementsschulden herleeft. Daarnaast wordt X wettelijke rente verschuldigd. X stelt de curator met succes aansprakelijk voor de schade die hij door het faillissement lijdt. Uiteindelijk ontvangt X in 2005 door een schikking netto ruim € 140.000. In geschil is of de inspecteur aan X in 2010 terecht een IB-navorderingsaanslag oplegt. Rechtbank Arnhem oordeelt dat er geen nieuw feit is, aangezien de ontvanger weet had van de bereikte schikking en dat een deel van de vergoeding mogelijk zag op inkomensschade. De kennis van de ontvanger moet worden toegerekend aan de inspecteur. De inspecteur gaat in hoger beroep. Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de kennis van de ontvanger bij de beoordeling of de inspecteur aan de juistheid van de aangifte behoorde te twijfelen, niet kan worden toegerekend aan de inspecteur. Dit is slechts anders als zich bijzondere omstandigheden voordoen. Ook al zou de inspecteur wel over de bewuste informatie hebben beschikt, dan nog was dat geen reden geweest om aan de juistheid van de aangifte te twijfelen. Voor het niet aangeven van de schadevergoeding was namelijk ook een andere niet onwaarschijnlijke verklaring mogelijk. De schadevergoeding had ook geheel onbelast kunnen zijn. X heeft herhaaldelijk niet aan zijn informatieplicht voldaan, zodat de bewijslast wordt omgekeerd. Van de schadevergoeding is terecht € 85.000 aangemerkt als belast inkomen. Gelet op de aanvankelijke vordering wegens inkomensschade van X van € 562.444 is dit niet onredelijk. Het beroep van de inspecteur is gegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 47
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 25 januari