A-G Koopman is van mening dat art. 2.17 lid 4 Wet IB 2001 niet zo kan worden uitgelegd dat ook in het kader van carry back nog de mogelijkheid bestaat om de verdeling van box 3 tussen de fiscale partners op grond daarvan te wijzigen.

A-G Koopman is van mening dat herziening van de onderlinge toerekening van de inkomsten uit eigen woning zonder beperkingen mogelijk is zolang de navorderingsaanslag nog niet onherroepelijk is.

A-G Koopman is van mening dat de Staatssecretaris met de door hem aangevoerde klacht niets kan bereiken omdat de IB-navorderingsaanslag is opgelegd conform het standpunt van de inspecteur en die door het hof in stand is gelaten.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de deelnemingsvrijstelling niet van toepassing is op de Australische inkomsten. X maakt niet aannemelijk dat zij een belang van tenminste 5% in de Australische ondernemingen heeft.

Hof ’s-Hertogenbosch sluit zich aan bij het oordeel van de rechtbank dat de aanslagen forensenbelasting terecht zijn opgelegd op basis van de periode dat een vakantiewoning X ter beschikking staat.

Advocaat-generaal Ettema concludeert dat het hof onvoldoende blijk heeft gegeven of het, bij de beoordeling of X voor de BTW-heffing twee of meer afzonderlijke prestaties dan wel één enkele prestatie verricht, rekening heeft gehouden met alle relevante aanwijzingen uit de rechtspraak van het Hof van Justitie EU.

Advocaat-generaal Wattel concludeert dat de stelling van X, dat bij de ruziesplitsing - als het om twee objectieve ondernemingen zou gaan - een nieuwe vijfjaars-bezitstermijn ex art. 35b SW is gaan lopen voor de uitbreiding van A’s subjectieve gerechtigdheid in de onderneming’ horen’, onjuist is.

Een rekeninghouder kan het tegoed op zijn lijfrenterekening bij in leven zijn niet aanwenden voor een nabestaandenlijfrenterekening. Dat staat in een standpunt van de Kennisgroep verzekeringsproducten en assurantiebelasting.

Het opnemen van een automatische afkoopclausule in de voorwaarden van een lijfrenterekening is niet in strijd met het afkoopverbod van art. 1.7 Wet IB 2001. Dat staat in een standpunt van de Kennisgroep verzekeringsproducten en assurantiebelasting.

Hof Den Haag oordeelt dat Q bv niet voldoet aan de winstbestemmingseis. Uit de statuten blijkt namelijk dat het resultaat ter vrije beschikking staat van de algemene vergadering van aandeelhouders. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).

Uit een evaluatieonderzoek blijkt dat het verlaagd VPB-tarief van 19% voor de eerste € 200.000 aan belastbaar bedrag beperkt doeltreffend en niet doelmatig is. Legitimering voor overheidsingrijpen ontbreekt, mede omdat de regeling geen duidelijke onderbouwing of probleemstelling kent. Staatssecretaris Van Oostenbruggen van Financiën stuurt het evaluatierapport naar de Tweede Kamer.

Het besluit Deelnemingsvrijstelling is opnieuw gewijzigd. De toepassing van het onderdeel ‘doorschuiven opgeofferd bedrag bij juridische zusterfusie’ (13.2.1) vervalt vanwege de wet Overige Fiscale Maatregelen 2025. Daarnaast is het onderdeel ‘aflopende deelneming; opties’ (2.16.3) aangepast naar aanleiding van het arrest van de Hoge Raad van 25 oktober 2024, ECLI:NL:HR:2024:1547, V-N 2024/48.5.

Het lage VPB-tarief is niet geschikt om het midden- en kleinbedrijf te ondersteunen. De regeling sluit niet aan bij problemen van het mkb, en het voordeel komt voor een groot deel terecht bij bedrijven waarvoor dit niet bedoeld is. Dat blijkt uit de ‘Evaluatie van het lage VPB-tarief’, die het Centraal Planbureau (CPB) heeft uitgevoerd op verzoek van het Ministerie van Financiën.

Als de door certificering van aandelen in een NSW-lichaam uitgereikte certificaten te vereenzelvigen zijn met de aandelen in dat lichaam, heeft de certificering geen gevolgen voor de fiscale transparantie voor de inkomstenbelasting. De box 3-vrijstelling voor onroerende zaken van een landgoed blijft van toepassing. Dit staat in een standpunt van de Kennisgroep aanmerkelijk belang.