Het arrest Société Générale SA-1 (V-N 2015/48.17) heeft geen invloed op de voor toepassing van de tweede limiet in aanmerking te nemen kosten. Deze kosten beperken zich dus niet tot de inningskosten maar omvatten alle met het dividend verband houdende kosten. Dat is het standpunt van de Kennisgroep IBR VPB & winst.

X BV is in Nederland gevestigd en houdt portfolio-aandelen in een vennootschap gevestigd in Y-land. Y-land is een ontwikkelingsland dan wel een land waarmee Nederland een verdrag heeft gesloten dat ter voorkoming van dubbele belasting verwijst naar de toepassing van het BvdB 2001. In 2023 ontvangt X BV dividend. In het buitenland is op het dividend bronbelasting ingehouden. De bronbelasting is maximaal verrekenbaar tot het bedrag van het netto dividend, vermenigvuldigd met het percentage van het hoogste tarief van de VPB, de zogenoemde tweede limiet. X BV heeft rente- en inningskosten gemaakt die verband houden met het dividend. De over het netto dividend in 2023 verschuldigde belasting is lager dan de in 2023 ingehouden bronbelasting. Het niet verrekende surplus kan worden voortgewenteld naar het volgende jaar. De bronbelasting zou in 2023 volledig verrekenbaar zijn als voor de toepassing van de tweede limiet uitsluitend rekening zou zijn gehouden met de rechtstreeks met de inning van het dividend verband houdende kosten. De vraag is of het genoemde arrest HvJ EU meebrengt dat de bij X BV voor de tweede limiet in aanmerking te nemen kosten moeten worden beperkt tot de rechtstreeks met de inning als zodanig van het dividend samenhangende kosten.

Wetsartikelen:

Besluit voorkoming dubbele belasting 2001 37

Besluit voorkoming dubbele belasting 2001 36

[Nieuwsbron]

Rubriek: Internationaal belastingrecht, Dividendbelasting

Regelgevende instantie: Belastingdienst

Editie: 10 september

Informatiesoort: VN Vandaag

470

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen