Het gaat om de volgende uitgangspunten:
- •.
Art. 32bb Wet LB 1964 geldt per rechtsverhouding. Als sprake is van een (fictieve) dienstbetrekking in de zin van de Wet LB 1964 die wordt beëindigd, moet de werkgever dit artikel toetsen;
- •.
Bij de beoordeling of sprake is van een dienstbetrekking en op welk moment sprake is van beëindiging van een dienstbetrekking vormt de arbeidsovereenkomst zoals gedefinieerd in art. 7:610 BW het uitgangspunt. De datum waarop partijen de arbeidsovereenkomst in civielrechtelijke zin beëindigen is dus in beginsel leidend. Bij de beoordeling of fiscaal sprake is van een dienstbetrekking en wanneer deze (begint en) eindigt kan hier echter onder bijzondere omstandigheden van worden afgeweken, bijvoorbeeld als doel en strekking van de fiscale wet hiertoe aanleiding geeft. Voor de toepassing van art. 32bb Wet LB 1964 kan er vanuit fiscaal oogpunt bijvoorbeeld sprake zijn van een voortgezette dienstbetrekking, ook als civielrechtelijk de arbeidsovereenkomst is beëindigd. Zo kan er sprake zijn van een voortgezette dienstbetrekking als:
- 1.
een arbeidsovereenkomst wordt opgevolgd door een andere arbeidsovereenkomst bij dezelfde inhoudingsplichtige;
- 2.
een dienstbetrekking wordt opgevolgd door een fictieve dienstbetrekking (en omgekeerd); en,
- 3.
een fictieve dienstbetrekking wordt opgevolgd door een andere fictieve dienstbetrekking.
Belangrijke aspecten bij de beoordeling of sprake is van een voortgezette dienstbetrekking zijn de inhoud van de werkzaamheden en de omstandigheden waaronder deze moeten worden uitgevoerd.
Wetsartikelen:
Wet op de loonbelasting 1964 3
Wet op de loonbelasting 1964 2
Wet op de loonbelasting 1964 32bb
Rubriek: Loonbelasting
Regelgevende instantie: Belastingdienst
Editie: 25 november
Informatiesoort: VN Vandaag