De Kennisgroep deelnemingsvrijstelling stelt dat het aftrekverbod deelnemingsvrijstelling (ex art. 13 lid 1 Wet VPB 1969) deels van toepassing is op de kosten ter zake van een juridische moeder-dochterfusie.
De Kennisgroep deelnemingsvrijstelling stelt dat het aftrekverbod deelnemingsvrijstelling (ex art. 13 lid 1 Wet VPB 1969) deels van toepassing is op de kosten ter zake van een juridische moeder-dochterfusie. X houdt alle aandelen in deelneming Y, waarvoor de deelnemingsvrijstelling geldt. Op enig moment vindt een juridische moeder-dochterfusie plaats, waarvoor X kosten maakt. Verondersteld wordt dat deze kosten terecht aan X zijn gealloceerd. Aan de Kennisgroep wordt gevraagd of het aftrekverbod deelnemingsvrijstelling van toepassing is op de kosten ter zake van de juridische moeder-dochterfusie. De Kennisgroep beantwoordt de vraag bevestigend. X heeft: i) fiscaal Y vervreemd en ii) civielrechtelijk, ten tijde de fusie, de vermogensbestanddelen van Y verkregen. Het aftrekverbod deelnemingsvrijstelling is van toepassing op het deel van de kosten dat kan worden toegerekend aan de vervreemding van Y en daarmee tevens rechtstreeks oorzakelijk verband houdt in de zin van HR 7 december 2018, ECLI:NL:HR:2018:2264, V-N 2018/66.6 en HR 22 december 2023, ECLI:NL:HR:2023:1793, V-N 2024/3.7. De behandelend inspecteur moet bepalen welk deel van de kosten is toe te rekenen aan de vervreemding van Y en welk deel van de kosten is toe te rekenen aan de verkrijging van de vermogensbestanddelen (en al dan niet geactiveerd moet worden). In een casus zoals deze, waarin sprake is van een juridische moeder-dochterfusie, zal doorgaans geen of een (zeer) beperkt deel van de kosten kunnen worden toegerekend aan de vervreemding van de aandelen Y.
Wetsartikelen:
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 13
Rubriek: Vennootschapsbelasting
Regelgevende instantie: Belastingdienst
Editie: 14 januari
Informatiesoort: VN Vandaag
Focus: Focus