Als de jaarlijkse gift aan een vereniging is gekoppeld aan de te ontvangen vrijwilligersvergoeding die wordt verkregen van de vereniging, is geen sprake van een periodieke gift. Dat staat in een standpunt van de Kennisgroep inkomstenbelasting niet-winst.

De belastingplichtige verricht vrijwilligerswerkzaamheden voor een vereniging en heeft op basis van de statuten en het vrijwilligersreglement recht op een onbelaste vrijwilligersvergoeding. De belastingplichtige is een jaarlijkse gift met de vereniging overeengekomen. In de schenkingsovereenkomst is vastgelegd dat de hoogte van de jaarlijkse gift is gekoppeld aan de onbelaste vrijwilligersvergoeding en dat deze met elkaar worden verrekend. De schenkingsakte is aangegaan voor een periode van vijf jaar. In dit geval is geen sprake van een periodieke gift omdat de hoogte van de te ontvangen vrijwilligersvergoeding en de looptijd van de jaarlijkse gift afhankelijk is van de te verrichten werkzaamheden. In dat geval wordt niet voldaan aan de voorwaarde dat sprake is van vaste uitkeringen en is geen sprake van een wezenlijke onzekerheid. De jaarlijkse gift kan wel als andere gift als bedoeld in art. 6.35 Wet IB 2001 in aftrek worden gebracht als de vereniging kwalificeert als ANBI.

In de situatie dat de hoogte van de jaarlijkse gift niet is gekoppeld aan de onbelaste vrijwilligersvergoeding, maar de belastingplichtige een (opeisbare) vordering op grond van het verrichte vrijwilligerswerk verrekent met zijn (jaarlijkse) gift aan de vereniging op grond van de schenkingsovereenkomst, kan wel sprake zijn van een periodieke gift.

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 6.36

Wet op de loonbelasting 1964 2

Wet inkomstenbelasting 2001 6.35

Wet inkomstenbelasting 2001 6.34

[Nieuwsbron]

Rubriek: Inkomstenbelasting, Loonbelasting

Regelgevende instantie: Belastingdienst

Editie: 10 april

Informatiesoort: VN Vandaag

386

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen