Kennisgroep inkomstenbelasting niet-winst buigt zich in een memo over de stand van zaken (in de jurisprudentie) met betrekking tot het vraagstuk van de individuele en buitensporige last in relatie tot box 3. Zij geeft antwoord op de vraag welke aspecten volgens haar van belang zijn bij het beoordelen van de vraag of sprake is van een individuele en buitensporige last.
Ten eerste is van belang om vast te stellen of de box 3-heffing hoger of lager is dan het werkelijk behaalde rendement. Als dit niet het geval is kan volgens de kennisgroep geen sprake zijn van een individuele en buitensporige last. In een geval dat de heffing hoger is dan het werkelijke rendement is van belang om na te gaan of heffing ertoe leidt dat een belastingplichtige onder de bijstandsnorm komt. De kennisgroep vindt dat voor de geobjectiveerde interingstoets kan worden aangesloten bij de bijstandsnorm die meermaals in de jurisprudentie wordt genoemd en makkelijker hanteerbaar is dan het begrip armoedegrens. Indien een belastingplichtige door box 3-heffing boven de bijstandsnorm blijft is er volgens de kennisgroep geen sprake van een individuele en buitensporige last.
Indien een belastingplichtige de heffing alleen kan betalen door in te teren op zijn vermogen hangt het van de overige feiten en omstandigheden en de gehele financiële situatie van belanghebbende of sprake is van een individuele buitensporige last. Hierbij moet naar de gehele inkomens- en vermogenspositie van een belastingplichtige en zijn partner worden gekeken.
Lees ook het thema Box 3.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 5.2
Wet inkomstenbelasting 2001 5.3
Wet inkomstenbelasting 2001 5.1
Rubriek: Inkomstenbelasting
Regelgevende instantie: Belastingdienst
Editie: 13 maart
Informatiesoort: VN Vandaag