Belastingplichtige en haar vader kwalificeren voor de Wet IB 2001 als fiscale partners wanneer zij op hetzelfde woonadres staan ingeschreven in de BRP en een notariële samenwoonovereenkomst hebben gesloten. Dat is het standpunt van de Kennisgroep inkomstenbelasting niet-winst.
Als in het notarieel opgemaakte contract in ieder geval is vastgelegd wat de vermogensrechtelijke verhouding is tussen twee personen die een gemeenschappelijke huishouding voeren, is sprake van een notarieel samenlevingscontract als bedoeld in de AWR. Het is niet van belang dat het contract samenwoonovereenkomst is genoemd in plaats van samenlevingscontract.
Belastingplichtige (ouder dan 27 jaar) en haar vader besluiten vanwege zijn mogelijke toekomstige zorgbehoefte te gaan samenwonen. Zij wensen allebei zo veel mogelijk een zelfstandig leven te behouden. In dit kader zijn zij per 18 december 2023 een notariële samenwoonovereenkomst aangegaan. In deze overeenkomst staat dat zij een gemeenschappelijke huishouding voeren en dat ze gedurende de periode dat zij samenwonen een wederzijdse zorgverplichting hebben. De zorgplicht strekt niet verder dan de verplichting over en weer bij te dragen aan de kosten van de huishouding. Daarnaast hebben zij afspraken gemaakt over de inboedel, en/of-rekening, ontbinding van de overeenkomst en is er een verblijvingsbeding opgenomen. Op 18 december 2023 schrijven zij zich in op hetzelfde woonadres in de Basisregistratie Personen (BRP).
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 5a
Wet inkomstenbelasting 2001 1.2
Rubriek: Inkomstenbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht, Schenk- en erfbelasting
Regelgevende instantie: Belastingdienst
Editie: 1 juli
Informatiesoort: VN Vandaag