De Kennisgroep aanmerkelijk belang geeft aan hoe de faciliteit vererfd aanmerkelijk belang van art. 4.12a Wet IB 2001 wordt toegepast als in een jaar sprake is van een positief en negatief vervreemdingsvoordeel.

A houdt alle aandelen in A BV en B BV. De verkrijgingsprijs van de aandelen in A BV is € 50.000 en van de aandelen in B BV € 1.200.000. A overlijdt in 2024. Op dat moment is de overdrachtsprijs van de aandelen in A BV € 850.000 en van de aandelen B BV € 1.000.000. In de overlijdensaangifte IB van A is een voordeel aangegeven vanwege de fictieve vervreemding van de aandelen in A BV en B BV. De aanslag is vastgesteld conform de aangifte. Het vervreemdingsvoordeel ten aanzien van de aandelen A BV bedraagt € 800.000 (€ 850.000 minus € 50.000). Het vervreemdingsvoordeel ten aanzien van de aandelen B BV bedraagt negatief € 200.000 (€ 1.000.000 minus € 1.200.000). A’s inkomen uit aanmerkelijk belang bedraagt derhalve € 600.000. De erfgenaam van A wenst een dividend uit te laten keren en daarbij gebruik te maken van de faciliteit van art. 4.12a Wet IB 2001. De faciliteit van art. 4.12a Wet IB 2001 kan tot een maximum van € 600.000 worden toegepast ten aanzien van een dividend uit A BV.

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 4.12a

[Nieuwsbron]

Rubriek: Inkomstenbelasting

Regelgevende instantie: Belastingdienst

Editie: 31 maart

Informatiesoort: VN Vandaag

132

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen