De Kennisgroep resultaat uit overige werkzaamheden stelt dat de inbreng van een middellijk gehouden lucratief belang in een nieuwe vennootschap via een aandelenruil niet leidt tot een voordeel uit lucratief belang.

X, woonachtig in Nederland, houdt alle aandelen in X BV. X BV houdt alle aandelen in een open-CV-achtige rechtsfiguur, een Luxemburgse SCSp. De SCSp houdt op haar beurt gewone aandelen in een in Luxemburg gevestigde TopCO SARL. Het aandelenbelang in TopCO SARL kwalificeert voor X als een middellijk gehouden lucratief belang. Bij een reorganisatie van de structuur wordt er een nieuw opgerichte in Luxemburg gevestigde SARL tussen X BV en SCSp geschoven via een aandelenruil. Dit leidt ertoe dat het middellijk gehouden lucratieve belang wordt gehouden via een gewijzigde vennootschapstructuur. Aan de kennisgroep wordt de vraag voorgelegd of X ter zake van de aandelenruil een voordeel uit lucratief belang in aanmerking moet nemen. Dit kennisgroep beantwoordt de vraag ontkennend. Volgens de kennisgroep leidt de aandelenruil niet leidt tot winstrealisatie, omdat geen sprake is van een vervreemding in economische zin. Als wel sprake is van winstrealisatie is er ook geen voordeel uit lucratief belang na toepassing van de ruilarresten. Tot slot valt de onderhavige aandelenoverdracht niet binnen de reikwijdte van art. 3.92b lid 3 Wet IB, omdat de situatie waarbij een aandelenruil plaatsvindt tussen middellijke houdsters niet door dit artikellid wordt bestreken.

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.92b

[Nieuwsbron]

Rubriek: Inkomstenbelasting

Regelgevende instantie: Belastingdienst

Editie: 15 juli

Informatiesoort: VN Vandaag

162

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen