In de casus behoren X BV en Y BV tot een concern. Zij kwalificeren als verbonden lichamen. X BV exploiteert onroerende zaken, waaronder twee distributiecentra (D1 en D2) die worden verhuurd aan derden. Y BV heeft op D1 en D2 voor eigen rekening en risico zonnepaneleninstallaties aangebracht. Door de fictie van art. 3.30a lid 7 Wet IB 2001 wordt gedaan alsof de investeringen zijn gedaan door dezelfde rechtspersoon.
De zonnepaneleninstallatie op D1 is aangesloten op het net. De stroom die de panelen leveren aan het net komt voor rekening en risico van Y BV. De afschrijvingsbeperking is niet van toepassing.
De zonnepaneleninstallatie op D2 bestaat in feite uit twee afzonderlijke installaties. De huurder van D2 huurt ook een deel van de zonnepaneleninstallatie van Y BV. Y BV heeft dit deel van de installatie aangesloten op het elektriciteitsnetwerk van D2. In dit geval is de afschrijvingsbeperking wel van toepassing. De zonnepaneleninstallatie vormt een onderdeel van het gebouw. De werktuigenvrijstelling is niet van toepassing.
Het resterende deel van de zonnepaneleninstallatie op D2 is aangesloten op het net en de stroom komt voor rekening en risico van Y BV. De afschrijvingsbeperking is niet van toepassing.
Wetsartikelen:
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 8
Wet inkomstenbelasting 2001 3.30a
Rubriek: Vennootschapsbelasting, Inkomstenbelasting
Regelgevende instantie: Belastingdienst
Editie: 4 december
Informatiesoort: VN Vandaag