Indien een stichting als een afgezonderd particulier vermogen (APV) kwalificeert, voldoet zij niet aan de definitie van de term non-profitorganisatie van art. 1.2 van de Wet minimumbelasting 2024 (WMB). Dat staat in een standpunt van de sub-Kennisgroep pijler 2, onderdeel van de Kennisgroep belastingplicht & kwalificatie rechtsvormen.

Een stichting of vereniging die geen onderneming drijft, waardoor zij niet aan de VPB is onderworpen, voldoet aan voorwaarde b van de definitie van de term non-profitorganisatie zoals genoemd in art. 1.2 WMB. Een non-profitorganisatie is aangewezen als uitgesloten entiteit. Dit betekent dat de non-profitorganisatie niet is onderworpen aan de WMB.

Voorwaarde b vereist dat nagenoeg het volledige inkomen dat de entiteit verkrijgt uit de onder a beschreven activiteiten moet zijn vrijgesteld van een belasting naar het inkomen. Als een entiteit in zijn geheel niet is onderworpen aan enige belasting naar het inkomen dan wel subjectief is vrijgesteld, kan deze voorwaarde ook worden vervuld.

Indien een stichting als een APV kwalificeert in de zin van de Wet IB 2001 worden de bezittingen en schulden alsmede de opbrengsten en uitgaven toegerekend aan de inbrengers of de erfgenamen en bij hen in de belasting naar het inkomen begrepen. In die situatie is de stichting geen non-profitorganisatie.

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 2.14a

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 2

Wet minimumbelasting 2024 2.2

Wet minimumbelasting 2024 1.2

[Nieuwsbron]

Rubriek: Vennootschapsbelasting, Internationaal belastingrecht, Inkomstenbelasting

Regelgevende instantie: Belastingdienst

Editie: 10 juni

Informatiesoort: VN Vandaag

181

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen