De berekening van de jaarruimte om lijfrentepremies in aftrek te brengen in de situatie van een pensioenregeling die op 30 juni 2023 al bestond en niet is aangepast aan de fiscale kaders van de Wet toekomst pensioenen, is niet veranderd door de invoering van deze wet. Dit staat in een standpunt van de Kennisgroep verzekeringsproducten en assurantiebelasting.
Als de pensioenregeling niet is aangepast aan de fiscale kaders van de Wet toekomst pensioenen, geldt overgangsrecht. Om tot de jaarruimte voor de berekening van de lijfrentepremieaftrek te komen moet een vermindering op het wettelijk bepaald percentage van de premiegrondslag plaatsvinden in verband met de opbouw van pensioenaanspraken. Voor de vermindering wordt uitgegaan van 6,27 * factor A. Indien er in het voorafgaande kalenderjaar premies zijn betaald voor een nettopensioen in box 3, moet er ook een vermindering op het wettelijk bepaald percentage van de premiegrondslag plaatsvinden. Het gaat dan om de premiegrondslag van het in het voorafgaande kalenderjaar betaalde of verrekende premies voor een nettopensioen in box 3, gedeeld door de nettofactor.
De kennisgroep behandelt in dit standpunt meerdere situaties met betrekking tot de jaarruimteberekening en de wijze waarop rekening moet worden gehouden met de opbouw van pensioenaanspraken. Door de Wet toekomst pensioenen, die in werking is getreden op 1 juli 2023, zijn de aftrekmogelijkheden voor lijfrentepremies verruimd. Door de invoering van de wet zijn verschillende fiscale regimes ontstaan waarin een pensioenregeling kan vallen. De vermindering in verband met de pensioenaangroei is afhankelijk van het van toepassing zijnde regime, waardoor de jaarruimte kan afwijken per regime.
Wetsartikelen:
Wet op de loonbelasting 1964 38r
Wet op de loonbelasting 1964 38q
Wet inkomstenbelasting 2001 3.127
Rubriek: Inkomstenbelasting
Regelgevende instantie: Belastingdienst
Editie: 11 juli
Informatiesoort: VN Vandaag