De Kennisgroep loonheffing algemeen geeft uitgangspunten voor de beoordeling of en op welk tijdstip fiscaal sprake is van beëindiging van de (fictieve) dienstbetrekking in het kader van de pseudo-eindheffing over excessieve vertrekvergoedingen. Deze beoordeling is afhankelijk van de feiten en omstandigheden en staat ter beoordeling van de inspecteur.

A-G Ettema is van mening dat voor de hoogte van de exportteruggaaf bepalend is de BPM die verschuldigd is geworden op het moment dat het belastbare feit is voltooid, zijnde de verschuldigde BPM op de datum van de tenaamstelling. De Hoge Raad zou ook “om” kunnen gaan door te oordelen dat X BV geen procesbelang heeft.

De Hoge Raad oordeelt dat het aardgas verbruikt bij het sproeidrogen van grondstoffen bij de productie van keramische tegels op grond van het arrest Omya (HvJ EU 18 april 2024, ECLI:EU:C:2024:335, V-N 2024/22.16) vrijgesteld is van energiebelasting.

Hof Den Haag oordeelt dat de inspecteur terecht de helft van de vordering van € 772.422 aan X heeft toegerekend. De vordering van € 1.103.460 is in verband met de opbrengsten en bijbehorende kosten na uitwinning van het recht van hypotheek gewaardeerd op 70%.

Advocaat-generaal Koopman concludeert dat de kern van het informele verschoningsrecht is dat de fiscus de juridische adviezen van de belastingadviseur van X niet mag inzien. Door die inzage zou het gelijke speelveld tussen belastingplichtige en belastinginspecteur namelijk verstoord raken.

Het ministerie van Financiën heeft de fiscale cijfers voor 2025 gepubliceerd. Eerder publiceerde het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid al de sociale cijfers voor 2025. Aan de hand daarvan is het overzicht ‘Fiscale en sociale cijfers 2025’ opgesteld.

Hof Den Haag oordeelt dat de lagere rechters verplicht zijn om het nationale recht in situaties waarin het EU-recht van toepassing is zoveel mogelijk in overeenstemming met het EU-recht uit te leggen en de beginselen daarvan te respecteren. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.

Hof Den Haag oordeelt dat een extra leeftijdskorting alleen kan worden toegepast als de waarde van een auto is gedaald en dit aannemelijk wordt gemaakt met een nieuw taxatierapport, een nieuwe koerslijst of indien alsnog de tabel wordt toegepast en er minimaal één maand extra is verstreken. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.