De kennisgroep Successiewet geeft antwoord op de vraag of art. 15 SW 1956 ook van toepassing is op een te allen tijde opeisbare lening met een wachttermijn van meer dan drie maanden. Er wordt dan belast per kalenderjaar van de looptijd.
Op basis van art. 1 SW 1956 wordt de verrijking over de hele looptijd in één keer belast. Er is sprake van een gift als geen of te lage rente is overeengekomen met betrekking tot een niet-direct opeisbare lening. De verstrekker van de lening geeft in zo'n geval het vruchtgebruik van de lening aan de geldlener.
Van directe opeisbaarheid is volgens de wetgeschiedenis sprake als de opzegtermijn van een niet-direct opeisbare lening ongeveer twee of drie maanden is.
Ook blijkt uit de wetsgeschiedenis dat bij een opschuivende wachttermijn van dertien maanden, gedurende elf maanden sprake is van vruchtgebruik. Redelijke wetsuitleg brengt met zich mee dat geldlener na het verstrijken van de eerste wachttermijn mag kiezen voor toepassing van art. 15 SW 1956.
In de voorgelegde casus verstrekt een ouder een niet-direct opeisbare renteloze lening en een wachttermijn van acht maanden is afgesproken. De geldlener kan daarom na acht maanden kiezen voor toepassing van art 15 SW 1956. Deze keuze blijft van toepassing voor de resterende looptijd van de lening.
Wetsartikelen:
Rubriek: Schenk- en erfbelasting
Regelgevende instantie: Belastingdienst
Editie: 23 augustus
Informatiesoort: VN Vandaag