De Kennisgroep IBR IB niet-winst/LB/PH antwoordt naar aanleiding van de vraag over de belastingheffing bij de overdracht door een in Nederland woonachtige belastingplichtige van participaties in een (fiscaal transparante) besloten CV die middellijk een Amerikaanse vastgoedportefeuille houdt dat het heffingsrecht in verband met de overdracht is voorbehouden aan Nederland op grond van de nationale wet. De overdracht valt niet binnen het bereik van art. 14 lid 1 onderdeel b van het belastingverdrag met de Verenigde Staten van Amerika (VS).

In de casus is belastingplichtige X woonachtig in Nederland en de enige commanditair vennoot van een Nederlandse besloten CV. De Nederlandse stichting Y is de beherend vennoot. De bezittingen van de CV bestaan uit alle aandelen in de Nederlandse vennootschap Z BV. Z BV houdt middellijk, onder meer, belangen in onroerende zaken gelegen in de VS. X draagt alle participaties in de CV over aan de Nederlandse vennootschap Q BV. De overdracht vindt plaats ten titel van agiostorting op reeds bij X uitstaande aandelen in Q BV. Z BV is geen United States real property interest (USRPI).

De overdracht van de participaties in de CV aan Q BV ten titel van agiostorting vormt een belaste vervreemding in de zin van art. 4.12 onderdeel b Wet IB 2001.

Wetsartikelen:

Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten van Amerika tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen 14

Wet inkomstenbelasting 2001 4.12

[Nieuwsbron]

Rubriek: Internationaal belastingrecht, Vennootschapsbelasting

Regelgevende instantie: Belastingdienst

Editie: 25 december

Informatiesoort: VN Vandaag

18

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen