De Kennisgroep IBR IB niet-winst/LB/PH-aanslag heeft een standpunt gepubliceerd met betrekking tot de belastingheffing over een eenmalige overlijdensuitkering uit een Britse pensioenregeling aan een inwoner uit Nederland. Het heffingsrecht behoort in de voorgelegde casus op grond van art. 14 van het Verdrag NL-VK toe aan het Verenigd Koninkrijk.
In de casus gaat het om de in Nederland woonachtige A die een eenmalige overlijdensuitkering ontvangt in verband met het overlijden van een familielid die in het Verenigd Koninkrijk (VK) werkte voor een Britse werkgever. A valt buiten de kring van begunstigden van een nabestaandenpensioen. De pensioenregeling uit het VK is fiscaal gefaciliteerd opgebouwd en is een regeling in de zin van art. 1.7 lid 2 onderdeel c Wet IB 2001.
Op grond van art. 3.82 onderdeel b Wet IB 2001 is de uitkering belastbaar loon. Aangezien sprake is van een restbegunstiging en het pensioen in het VK door de overledene fiscaal gefaciliteerd is opgebouwd, heeft het VK het heffingsrecht op grond van art. 14 Verdrag NL-VK, zie ook het arrest van de Hoge Raad van 12 mei 2011, nr. 09/03847, V-N 2011/26.12. In Nederland wordt een aftrek ter voorkoming van dubbele belasting verleend (vrijstellingsmethode met progressievoorbehoud).
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.82
Wet inkomstenbelasting 2001 1.7
Rubriek: Internationaal belastingrecht, Loonbelasting
Regelgevende instantie: Belastingdienst
Editie: 13 oktober
Informatiesoort: VN Vandaag