In de aan de kennisgroep voorgelegde casus is er sprake van een pandenruil tussen horecaondernemer X en drankproducent Y. X is enig aandeelhouder van X bv. Pand A wordt verhuurd door Y aan X bv. Panden B en C worden door X verhuurd aan Y die de panden doorverhuurt aan X bv. De huurcontracten zijn vrijwel gelijkluidend, maar er zijn enkele verschillen die erop wijzen dat het economische belang bij X berust. Volgens de kennisgroep is er sprake van een terbeschikkingstelling bij X ten aanzien van panden B en C. Omdat Y slechts fungeert als tussenschakel en het economische belang feitelijk bij X ligt, is er sprake van een indirecte terbeschikkingstelling. X bv drijft een onderneming in de panden B en C die eigendom zijn van X. De verhuur door X van deze panden aan Y en de wederverhuur van de panden aan X bv vormt geen zelfstandig economische functie.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.92