Nagekomen ontvangen zogenoemde ‘vuistregel-rente’ op een onzakelijke lening aan een deelneming moet minus de eerder in aanmerking genomen zogenoemde 'WEV-rente' in aanmerking genomen worden bij het vaststellen van de winst. Dit staat in een standpunt van de Kennisgroep deelnemingsvrijstelling.

Een belastingplichtige verstrekt een onzakelijke lening aan haar deelneming ter grootte van € 1000. De overeengekomen rente bedraagt 5% per jaar en wordt schuldig gebleven. De rente is jaarlijks aan het einde van het jaar verschuldigd. De op basis van het arrest van de Hoge Raad van 25 november 2011, ECLI:NL:HR:2011:BN3442, V-N 2011/63.10 en BNB 2012/37, zogenoemde ‘vuistregel-rente’ bedraagt 3% per jaar. In 2018 waardeert belastingplichtige de door haar verstrekte onzakelijke lening af naar nihil. In dat jaar en de daaropvolgende drie jaar bedraagt de op basis van het arrest van de Hoge Raad van 15 maart 2013, ECLI:NL:HR:2013:BW6552, V-N 2013/14.13 en BNB 2013/149, zogenoemde ‘WEV-rente’ 1% per jaar. In 2022 maakt de deelneming winst en vergoedt zij alsnog de achterstallige vuistregel-rente over de jaren 2018 t/m 2021. De alsnog ontvangen rente (4 x € 30 = in totaal € 120) minus de eerder in aanmerking genomen WEV-rente (€ 10 per jaar) wordt in aanmerking genomen bij het bepalen van de fiscale winst. De vuistregelrente wordt in aanmerking genomen bij de winstbepaling van crediteur én debiteur.

Lees ook het thema De onzakelijke lening.

Wetsartikelen:

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 13

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 8

[Nieuwsbron]

Rubriek: Vennootschapsbelasting

Regelgevende instantie: Belastingdienst

Editie: 1 juli

Informatiesoort: VN Vandaag

361

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen