De Kennisgroep invordering & civiel recht van de Belastingdienst heeft de vraag beantwoord of een inlener rechten kan ontlenen aan een verklaring betalingsgedrag die ziet op de uitlener en welke gevolgen dat heeft voor eventuele aansprakelijkstelling van de inlener. Verder heeft de kennisgroep de vraag beantwoord of de inlener moet bewijzen dat hij bij het inlenen te goeder trouw is afgegaan op de verklaring betalingsgedrag.
Hof ’s-Hertogenbosch boog zich op 31 december 2020, V-N 2021/15.17, over een dossier waarin de inlenersaansprakelijkheid van art. 34 Invorderingswet 1990 centraal stond. Het hof overwoog onder andere dat de ontvanger de inlener niet aansprakelijk kan stellen voor de belastingschuld die ná de datum van de verklaring betalingsgedrag is ontstaan, als de inlener te goeder trouw is afgegaan op een (recente) verklaring betalingsgedrag.
In antwoord op vragen heeft de Kennisgroep invordering & civiel recht van de Belastingdienst geantwoord dat inleners in beperkte mate rechten kunnen ontlenen aan de verklaring betalingsgedrag, afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Het moet in ieder geval gaan om een zogenoemde schone of voorbehoudsverklaring van recente datum, waar de inlener op het moment van inlenen te goeder trouw op is afgegaan.
Verder kan de ontvanger de inlener niet aansprakelijk stellen voor de belastingschuld die binnen een periode van één maand (30/31 dagen) na de datum van de afgifte van de verklaring betalingsgedrag ontstaat in verband met het inlenen van arbeidskrachten. Dit geldt alleen voor de inlener die bij het inlenen te goeder trouw is afgegaan op de verklaring betalingsgedrag.
Als dat wordt gevraagd moet de inlener aannemelijk kunnen maken dat hij op het moment van inlenen in bezit was van de verklaring betalingsgedrag. In het bestuursrecht geldt de vrije bewijsleer. Als de ontvanger twijfels heeft bij de stellingen van de inlener, dan kan de ontvanger die gemotiveerd weerspreken en eventueel nader bewijs verlangen.
Wetsartikelen:
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Invordering
Regelgevende instantie: Belastingdienst
Editie: 19 april