De Kennisgroep IBR IB niet-winst/LB/PH-aanslag heeft een standpunt uitgebracht over de bepaling van het heffingsrecht over een ontslagvergoeding na grensoverschrijdende arbeid op grond van het arbeidsartikel uit het belastingverdrag tussen Nederland en Portugal.

In de casus ontvangt X een ontslagvergoeding van een Nederlandse vennootschap na een internationale carrière van 10 jaar. X woont op dat moment in Portugal. In de eerste vijf jaar werkt X bij concernonderdelen in Frankrijk, België en Duitsland en woont daar ook. Zijn loon is dan niet belastbaar in Nederland. In de laatste 5 jaren woont en werkt X alleen in Nederland. De ontslagvergoeding is niet doorbelast aan andere concernonderdelen.

Vast staat dat Nederland wil belasten op grond van art. 7.2 Wet IB 2001 en dat art. 15 uit het Verdrag Nederland – Portugal, het arbeidsartikel, van toepassing is. Daarnaast geldt volgens de kennisgroep het rechtskader uit de 2004-arresten, HR 11 juni 2004, nr. 37714, V-N 2004/31.8. Dit volgt uit het besluit van 15 december 2023, nr. 2023/24998, V-N 2024/3.11. Ook het OESO-besluit kan worden toegepast. Afhankelijk van het genietingstijdstip van de ontslagvergoeding geldt (mogelijk) een verschillende uitleg van dat OESO-commentaar. De uitleg volgt uit het besluit van 25 januari 2022, nr. 2022-19850, V-N 2022/10.10.

De kennisgroep verstrekt tevens een overzicht van welk regime in welke situatie van toepassing is.

Wetsartikelen:

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Portugal tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen 15

Wet inkomstenbelasting 2001 7.2

[Nieuwsbron]

Rubriek: Internationaal belastingrecht, Loonbelasting

Regelgevende instantie: Belastingdienst

Editie: 29 april

Informatiesoort: VN Vandaag

289

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen