X is meerderjarig en heeft op advies van zijn audicien een hoortoestel aangeschaft van € 4000. X heeft een restitutiepolis en declareert de aanschafkosten. Zijn zorgverzekeraar hanteert een maximale prijs per hoortoestel van € 1600. De eigen bijdrage bedraagt € 400 (25% van € 1600) en het eigen risico bedraagt € 300. X is niet aanvullend verzekerd voor het verlagen van zijn eigen bijdrage. Het hoortoestel kwalificeert als hulpmiddel ex art. 6.17 lid 1 sub d Wet IB 2001. De vraag rijst welk deel van de aanschafkosten van het hoortoestel in aanmerking worden genomen als uitgaven voor specifieke zorgkosten. Volgens de Kennisgroep inkomstenbelasting niet-winst komt in casu € 2400 (€ 4000 - € 1600) in aanmerking als uitgaven voor specifieke zorgkosten. De maximale vergoeding van de zorgverzekeraar voor een hoortoestel bedraagt € 1600. € 900 (€ 1600 minus eigen bijdrage minus eigen risico) wordt vergoed door X’ verzekeraar maar is niet aftrekbaar omdat deze kosten niet drukken op X. Tot slot kunnen zowel de eigen bijdrage (€ 400) als het eigen risico (€ 300) niet in aanmerking worden genomen als uitgaven voor specifieke zorgkosten, omdat zij vallen onder aftrekbeperkingen.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 6.1
Wet inkomstenbelasting 2001 6.18
Wet inkomstenbelasting 2001 6.17
Rubriek: Inkomstenbelasting
Regelgevende instantie: Belastingdienst
Editie: 9 april
Informatiesoort: VN Vandaag