X BV kwalificeert volgens de Kennisgroep omzetbelasting niet als een gemeenschappelijke beleggingsmaatschappij voor de toepassing van de BTW-vrijstelling in art. 11 lid 1 aanhef onderdeel i onder 3 Wet OB 1968. De inleg is namelijk niet samengevoegd ter gezamenlijke belegging volgens het beginsel van risicospreiding.
X BV heeft drie aandeelhouders en gebruikt het gestorte kapitaal voor de financiering van haar activiteiten, te weten het houden van deelnemingen, het voeren van management tegen vergoeding en het uitlenen van gelden tegen een rentevergoeding aan deze deelnemingen. Volgens haar statuten is onder meer het doel van X het deelnemen in, het financieren van, het samenwerken met, het besturen van vennootschappen en andere ondernemingen en het verlenen van adviezen en andere diensten. Het vermogen van X BV bestaat uit deelnemingen en een beleggingsportefeuille. De beleggingsportefeuille van X BV is gefinancierd met dividenden, rente en managementvergoedingen die in het verleden van haar deelnemingen zijn ontvangen. X is geen instelling voor collectieve belegging in effecten (icbe).
Op grond van de jurisprudentie van het HvJ EU 9 december 2015, ECLI:EU:C:2015:801, V-N 2015/66.15 en de Hoge Raad is een fonds in elk geval vergelijkbaar met een icbe als aan een vijftal voorwaarden wordt voldaan. Een beleggingsfonds moet aan alle voorwaarden voldoen wil de BTW-vrijstelling toepassing zijn. Het aandelenkapitaal van X BV is weliswaar door meerdere aandeelhouders bijeengebracht, maar de inleg is niet samengevoegd ter gezamenlijke belegging volgens het beginsel van risicospreiding. Zo heeft X BV het door de aandeelhouders gestorte kapitaal gebruikt ter financiering van haar reguliere bedrijfsactiviteiten, te weten het verwerven en houden van deelnemingen, het tegen vergoeding verrichten van managementdiensten en het verstrekken van leningen tegen een rentevergoeding. Ook is X vrij om het ingelegde kapitaal te gebruiken voor deze andere bedrijfsdoeleinden, omdat zij statutair een breder doel heeft dan uitsluitend de collectieve belegging in effecten en andere activa. De overige voorwaarden 3, 4 en 5 die in de jurisprudentie worden genoemd, zijn niet beoordeeld door de kennisgroep.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 11
Rubriek: Omzetbelasting
Regelgevende instantie: Belastingdienst
Editie: 4 februari
Informatiesoort: VN Vandaag