De Kennisgroep successiewet heeft een standpunt gepubliceerd over het minimale bezit van gewone aandelen voor de BOR bij verkrijging van preferente aandelen. Hierbij wordt toegelicht waar het zogenoemde ‘landingsplatform’ uit moet bestaan.

Om voor de BOR in aanmerking te komen, moet het landingsplatform bestaan uit:

  • Gewone aandelen, die bij de omzetting zijn toegekend aan een ander (kwalitatieve eis);
  • Ter grootte van 5% van het geplaatst aandelenkapitaal van alle gewone aandelen (kwantitatieve eis).

Dit wordt getoetst op het moment van verkrijging van de preferente aandelen.

In de casus gaat het om A, enig aandeelhouder van X bv. A wil een gedeelte van de onderneming overdragen aan B. In jaar 1 zet A zijn gewone aandelen om in preferente aandelen en worden 10 nieuwe gewone aandelen in X bv uitgereikt, 3 aan B en 7 aan C. In jaar 3 geeft X bv 90 nieuwe gewone aandelen uit aan D. In jaar 4 schenkt A de helft van zijn preferente aandelen aan B.

Op het moment van omzetting van de gewone aandelen verkrijgt B 3 van de 10 nieuwe gewone aandelen en houdt hierdoor 30% van het geplaatst kapitaal van de gewone aandelen. Op moment van verkrijging van de preferente aandelen houdt B nog maar 3% van de gewone aandelen door de latere uitreiking van 90 aandelen aan D. B voldoet hierdoor niet aan het landingsplatform. Op de verkrijging is de BOR niet van toepassing.

Lees ook het thema De bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) in de Successiewet.

Wetsartikelen:

Successiewet 1956 35c

[Nieuwsbron]

Rubriek: Schenk- en erfbelasting

Regelgevende instantie: Belastingdienst

Editie: 6 december

Informatiesoort: VN Vandaag

420

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen