De Kennisgroep winstfaciliteiten en firmaproblematiek heeft een standpunt gepubliceerd over de toepassing van de tijdelijke willekeurige afschrijving 2023 bij een gebroken boekjaar.
In de voorgelegde casus heeft ondernemer X een gebroken boekjaar dat loopt van 1 mei tot en met 30 april. X investeert op 1 februari 2023 in een machine van € 100.000 en neemt deze op 1 februari 2024 in gebruik. Hij betaalt op 1 april 2023 en op 1 december 2023 € 10.000. Op 1 februari 2024 betaalt hij de resterende € 80.000.
X kan in het boekjaar 2022/2023 maximaal € 10.000 in aanmerking nemen als willekeurige afschrijving, omdat uitgegaan dient te worden van de betalingen in het kalenderjaar. Ten aanzien van de tweede € 10.000 kan X ook willekeurige afschrijving toepassen, maar pas in het boekjaar 2023/2024. Vanwege de fictie van art. 3.66 lid 2 Wet IB 2001 wordt de winst van het gebroken boekjaar 2023/2024 beschouwd als winst van het kalenderjaar waarin het boekjaar is geëindigd. In casu is dat 2024. De fictie doet niets af aan het feit dat de investering en betaling hebben plaatsgevonden in het kalenderjaar 2023, hetgeen vereist is om de tijdelijke regeling toe te passen.
Ten aanzien van de slotbetaling kan X geen willekeurige afschrijving in aanmerking nemen. Doordat de betaling is gelegen buiten het jaar 2023 bestaat geen recht op de regeling, ook al valt de betaling binnen het boekjaar 2023/2024.
Lees ook het thema Afschrijving van bedrijfsmiddelen.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.66
Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 14
Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 13
Wet inkomstenbelasting 2001 3.34
Rubriek: Inkomstenbelasting
Regelgevende instantie: Belastingdienst
Editie: 12 juni
Informatiesoort: VN Vandaag