De Kennisgroep successiewet heeft een vraag beantwoord over de toepassing van art. 53 lid 4 SW 1956 (dertig-dagenbepaling) bij een tweetrapsmaking.

Het betreft X die in zijn testament een tweetrapsmaking heeft opgenomen. X (insteller) heeft Y (bezwaarde) benoemd tot erfgenaam onder de ontbindende voorwaarde van het overlijden van Y. X heeft Z (verwachter) benoemd tot erfgenaam onder de opschortende voorwaarde van het overlijden van Y. Als Y overlijdt, verkrijgt Z op grond van de tweetrapsmaking het vermogen van X, en niet Y’s erfgenamen. Z verkrijgt dan van X. Eerst overlijdt X en 18 dagen later overlijdt Y.

Volgens de kennisgroep wordt – in geval van een tweetrapsmaking – de erfbelasting die geheven is bij een bezwaarde verminderd tot nihil, als die bezwaarde binnen dertig dagen na de insteller overlijdt en bij de verwachter over dezelfde verkrijging erfbelasting wordt geheven. Het is daarbij niet van belang dat de verwachter erfrechtelijk niet van de bezwaarde verkrijgt, maar van de insteller.

Lees ook het thema De tweetrapsmaking in de Successiewet.

Wetsartikelen:

Successiewet 1956 53

[Nieuwsbron]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Schenk- en erfbelasting

Regelgevende instantie: Belastingdienst

Editie: 26 juli

91

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen