Een redelijke wetsuitleg brengt met zich mee dat wanneer verpleging van een verpleegde persoon direct bij de geboorte aanvangt, kan worden gesteld dat beide ouders – los van elkaar – een gezamenlijke huishouding voeren met de verpleegde persoon. Dat stelt de Kennisgroep inkomstenbelasting niet-winst in een gepubliceerd Kennisgroepstandpunt.
In de voorgelegde casus krijgen belastingplichtigen die geen fiscale partners zijn en geen gezamenlijk huishouden voeren een kind. Het kind wordt direct ná de geboorte enkele maanden verpleegd in het ziekenhuis. Het kind is als kind van beide ouders ingeschreven in de BRP. De ouders reizen dagelijks méér dan 10 km om hun kind in het ziekenhuis te bezoeken.
Volgens de Kennisgroep wordt in de Wet IB 2001 en de daarbij behorende parlementaire geschiedenis niet expliciet aangegeven wanneer sprake is van het voeren van een gezamenlijke huishouding. Op basis van de jurisprudentie kan aan het begrip 'voeren van een gezamenlijke huishouding’ in zekere mate een ruime uitleg worden gegeven (zie HR 23 juni 1999, ECLI:NL:HR:1999:AA2776, BNB 1999/297, V-N 1999/30.7). In casu brengt een redelijke wetsuitleg echter met zich mee dat voor beide ouders kan worden gesteld dat ze bij aanvang van de verpleging een gezamenlijke huishouding voerden met het kind. Een andere uitleg zou erin resulteren dat beide ouders geen recht zouden hebben op de reiskosten voor ziekenbezoek, terwijl deze ook voor dit soort situaties is bedoeld. De reiskosten van beide ouders kunnen daarom als specifieke zorgkosten in aanmerking worden genomen.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 6.17
Rubriek: Inkomstenbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Regelgevende instantie: Belastingdienst
Editie: 21 maart
Informatiesoort: VN Vandaag