De Kennisgroep IBR IB niet-winst/LB/PH-aanslag heeft een standpunt uitgebracht over de toepassing van het belastingverdrag tussen Nederland en Portugal bij een stamrechtuitkering door een in Nederland gevestigde stamrecht-bv aan een in Portugal woonachtige belastingplichtige.
In de casus ontvangt X in 2013 een ontslagvergoeding van een Nederlandse vennootschap na een internationale carrière van 10 jaar. In de eerste vijf jaar werkt X bij concernonderdelen in Frankrijk, België en Duitsland en woont daar ook. In de laatste 5 jaren woont en werkt X alleen in Nederland. De ontslagvergoeding is niet doorbelast aan andere concernonderdelen. De ontslagvergoeding is onder toepassing van de stamrechtvrijstelling ondergebracht in een Nederlandse stamrecht-bv. In 2022 ontvangt X stamrechtuitkeringen. X woont op dat moment in Portugal.
Vaststaat dat Nederland wil belasten op grond van art. 7.2 Wet IB 2001. Volgens de kennisgroep is het arbeidsartikel, art. 15 Verdrag Nederland – Portugal van toepassing. Nederland heeft heffingsrecht over de stamrechtuitkering voor zover de uitkering is te relateren aan in Nederland verrichte werkzaamheden. Het rechtskader uit de 2004-arresten is van toepassing. Dit volgt uit het besluit van 15 december 2023, nr. 2023/24998, V-N 2024/3.11.
Het OESO-commentaar van 15 juli 2014 kan niet worden toegepast. In het besluit van 23 april 2015, DGB 2015/584M, V-N 2015/26.4, is expliciet aangegeven dat een ontslagvergoeding die voor 1 januari 2014 is ingebracht, wordt geacht te zijn genoten voor 15 juli 2014.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 7.2
Rubriek: Inkomstenbelasting, Internationaal belastingrecht
Regelgevende instantie: Belastingdienst
Editie: 29 april
Informatiesoort: VN Vandaag