Nederland moet het resultaat van een buiten beschouwing blijvende vaste inrichting in Mexico vrijstellen op grond van het Verdrag tussen Nederland en Mexico. Dat staat in een standpunt van de Kennisgroep IBR VPB & winst. Dit ziet uitsluitend op de situatie voor de inwerkingtreding van de principal purpose test in het Verdrag op 1 januari 2024.

In de casus drijft X BV naast haar activiteiten in Nederland een onderneming in Mexico. Voor de toepassing van het Verdrag Nederland-Mexico is sprake van een vaste inrichting (VI). Op grond van het Mexicaanse nationale recht, het maquiladoraregime, wordt X BV geacht geen VI te hebben in Mexico. Het resultaat van de VI wordt daardoor in Mexico niet in de heffing betrokken. Hierdoor is sprake van een buiten beschouwing blijvende VI. De objectvrijstelling vindt dan geen toepassing.

In de parlementaire geschiedenis is bevestigd dat een belastingverdrag met een derde land voorrang heeft op de toepassing van de regeling van de buiten beschouwing blijvende VI.

Lees ook het thema Vaste inrichting: Grensoverschrijdende activiteiten belast in het buitenland.

Wetsartikelen:

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 12ac

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 15e

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Mexicaanse Staten tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen 22

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Mexicaanse Staten tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen 7

[Nieuwsbron]

Rubriek: Vennootschapsbelasting, Internationaal belastingrecht

Regelgevende instantie: Belastingdienst

Editie: 17 juli

Informatiesoort: VN Vandaag

333

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen